U Barends
Leeuwarden den Juni 1802
Dierbaare Eghtgenoot
Door heemels goetheidt bevindt ik mij beneffens onze kinders in een volmaakte gezontheidt; Dog mijn waarde ons Wytsche heeft zeedert UE vertrek, het op de doot af gehaaldt; Een dag is daar geweest, dat wij alle niet anders dagten of zij zou die daar niet duer gehaald hebben; Dog heeden is zij weer zoo vlug als de andere; Want Barentje die is een geheele?- baas zeedert hij de koorts kwijt is; En profester ----?- heeft hem geexmeneerd over de spraak en die ---?- dat daar niets aan mankeert als alleen dat de bovenlip wat kort is; En dat hij daarom de lipletters niet wel uitspreekt; Dog ik moet hem dat zien te leeren, om dat alle met hem klaar en duidelijk voor te zeggen; Het begint al een weinig te beeteren; ik heb wel moed dat het b(eeter) ---
Jentje die speeld n(ie)t zwak bij ----
door een guit; - als god geeft dat gij -----
-- eens mogt zien. O wat zult gij dan ---
---(ing) aan ons dierbaare panden der liefde zien
--- wat ons famili aangaat die zijn ook alle wel --- (uitge)zondert Pitters Wijtsche die heeft ook eenige tijd gezukkeld; Dog nuw ook weer wat beeter; Onze goede vrienden zijn ook alle wel; Pinster maandag heb ik met Trinke en Van der Veen en zijn vrouw uit ryden geweest; Zoo dat ik mijn best al doen om mij wat te dijverteeren.
Wat de winkel aangaat, dat begindt schoon aan te neemen. Voorleeden week hebik wel 100 riksdaalders ingekogt. Wat dunkt uw mijn lieve schadt;
Nieuw mijn dierbaarste van mijn leeven, ik zal mij niet vermoejen met schrijven, dat ik uw zoo lief heb als mij zelf en dat, mijn waarde man, mijn hart zult bezitten tot mijn doot toe. Dat behoef ik niet te schrijven, daar zijt gij, hoop ik, wel ten vollen van overtuigt. Want ontfangt gij deze niet zoo is al mijn moejte verlooren, en ontfangt gij hem al, dan is het uw genoeg dat alles wel is.
Nieuwes is hier niet. Het vreugde feest is hier en overal zeer wel afgeloopen.
Een zaak is daar evenwel dat ik uw, mijn waarde, moedt melden; Zeg ik het niet, zoo doet zeeker het een ander, of de Capitein die deeze brief mee nee(mt). Dat (gerucht) bestaadt hier in, dat daar in holl(and en) in Vrieslandt een gerugt heeft geloopen, dat gij (mijn) leeven van mijn leeven, op de Franse k(ust met) man en muis zoud zijn vergaan; Ja zelf --– in de Nederlandsche Courant en in de Vris(--) Van Coon?- gestaan; Maar wees voor mij niet ongerust op het leezen van deeze; Want ik heb het, Goode zij dank, niet geweeten; Vader en de geheele famili hebben wat uijt gestaan, Rinse en Janti niet uitgezondert. Want Albert had het haar geschreeven; Alle dag had ik zoo veel neering dat ik het haast niet af kon; Van menschen die eens een boodschap maakten om eens te zien hoe ik het maakte en te moed was; Dog niemandt sprak daar over als “hebt gij al tyding van UE man”; Maar dat merkte ik aan als onkunde dat ik alle weeken met de post tijding kon krigen tot aan Batavia toe; Dog den alder hoogsten zij duizent maal dank, dat het op een groote loogen is uit gedraait. Want bij de companie is daar niets van bekendt; gelik zij ook in de courandt hebben laaten zetten. Denk eens mijn waarde wat een zensasie; nog nooit is het gerugt zoo algemeen geweest als tans.
Dog ik ben zeer gerust omdat het de eerste reis niet is. En denk, mijn lief, dat ik altijd het beste hoop, en dat de ondervinding mij tot een gemoedigde zeemans vrouw maakt; God, hoop ik, zal nog eenmaal geeve, dat ik UE voor altoos zal omhelze. Maar valt het ongelukkig uit, dan ben ik wel getroost, dat ik UE haast volge zal, en dat wij voor ewig bij malkander zullen zijn.
Nieuw, mijn waarde, mijn oogmerk is niet om UE te bedroeven. Ik beneffens onse kinders hebben het zeer wel; Wij leeven zoo vroolik en vergenoegt als wij maar kunnen en wij hebben geen gebrek aan yets, als ik mis mijn man en mijn lieve kinders haar liefhebbende vader, daar zij en ik op het zeerst naa verlangen om die eens weer te zien. Nieuw mijn liefste, ik kus haar alle eens voor UE in hoop dat UE dat geluk ook eens mag gebuere.
Zijt van mij en al de vrinden op het hartelikst gegroet. God zij UE geleider en behoeder, en geef dat gij spoedig in de haven uwer distenatie muegt aanlanden; En naa UE, leeven van mijn leeven, duisentmaal in mijn gedagten gekust te hebben, zoo teeken ik mij UE tot der doot toe getrouwe en lief hebbende vrouw Pittie Barends.
PS
Mijn lieve schadt mogt daar ook eens tijding van UE koomen gelik van Stokbroo (=een naam) door middel van brieven in flissen. Wat sou dat gerust voor mijn zijn. God geeve het
Thomas Gaal:
portret Uilke Barends 1802
Maak jouw eigen website met JouwWeb