U Barends
te Middelburg
Leeuwarden den 24 April 1802
Mijn Dierbaare Eghtgenoot
UE Beeltenis is mij op den 20 dezer wel gezonden gelijk ik UE in mijn vorige bij de ontfangst uit grootw haast gemeldt heb, alsoo ik bang was; als ik tot de volgende postdag wagte, dat gij reeds vertrokken mogt zijn; en dat zou mij vreeselijk gespijdt hebben als het aan mij gemankeert zou hebben en daarom doen maar een weijnig; beeter als niets; dog ik geloof dat het misraabel bij malkander gestanst moet zijn; want ik toen ter tijt niet geschikt was om te schreven--
Nieuw mijn schadt de geheele famili heeft dat beneffens mijn zeer voldaan; en zeer gepreezen; alle zeggen zij uit een mondt; het gelikt spreekendt; ja mijn waarde wat ik het langer in huis heb wat het meer gelikt; zoo dat gij de Heer Gaal nogmaals mijnent weege het complimendt moet maake; en zeg hem; dat het mij een dierbaare naa gedagtenis zal zijn; en dat het hem bij de kenders van een groot eer verstrekt; en dat ik hoop dat wij eenmaal in staat mogen komen; om dat met een dankbaar hart eens te vergulden; dog wij zijn niet in staat om de kunst naar waarde te beloonen; Ja mijn lief het zal een helige gedagtenis zijn; dog ik hoop niet dat het mijn afgod worden mag; schoon ik gevoel dat ik het niet kan missen; het heeft een paar dagen op de kelderkamer gestaan daar wij slaape; de kinders nog ik konden het haast niet uit; dat het daar van daan moest ik had daar zelf verdriet van; ik heb het eens gekust; onder ons gezeidt; maar dat doen ik niet ligt weer; dat koude kille gaf een huivering over mijn leeden; dat doen ik liever in mijn gedagten; en denk dan eens om de laatste afscheidkus.
Dat ik weer zwanger ben; neen mijn waarde daar behoeft gij niet meer aan te twijfelen; het is maar al te waar en mijn dunkt dat het wel met ons gegaan is; in 12 jaar 6 kinders en dan van de zomer nog een miskraam; en dan tussen beiden nog zoo lang van malkander dat kan nog al reedelik; voor een tweeling. Gij moet vooral niet; over mij ongerust zijn; ik ben zo gezondt als een vis; en ik vertrouw daarop; die mij meer maalen geholpen heeft die zal het deeze reis ook wel doen; in het eerst kon ik niet begripe wat mij scheelde; ik was gezondt en dog niet lustig en fris gelik ik gewend was; men plaagde mij; maar hield mij daar bij neen dat is zoo niet; want ik ben doen en doen zoo geweest; maar nieuw van agteren hebben mijn zusters wel gelik gehadt; ik ben tans een geheel ander mens; en ben in mijn omstandigheeden zeer wel getroost mij dunkt wij hebben nog veel voorregten en zeegeningen; Naa dat de voor uitzigten van de zoonen waaren; ik verlang zeeker zeer om weer van uw mijn lieve mans zijn gezelschap te profieteeren; en een behoede een leidsman en raadgeever aan uw te hebben; dog dit alles zal ik manmoedig zien door te worstelen; en te leeven tot UWE en mijn waarde kinderene haar geluk; als God maar geeve mag; dat wij malkanderen in de lande der leevenden eens weer mogen zien; dan zal ik de tijd nog wel met moed duer komen; het kraamen; de drukte voor en naa die tijd zal daar nog ook veel aan doen; dat de tijd weg zal zijn eer ik daar aan denk; ik heb wel moed; maar (maar); O denk als het mogte zijn dat uw mijn schadt kwam te verliezen, denk dan in uwe laatste oogenblikken als het weese kan om UE liefhebbende vrouw; gelik gij ook verzeekert kundt zijn, dat van mijn kandt UE beneffens mijnen Verlosser en Zaligmaker de laatste zullen zijn daar mijn gedagten mee vervuldt zullen zijn.
En wat de opvoeding van onze kinders aangaat; daar zal ik mijn best toe doen; zoo veel mijn zwak vermoogen mij toe laat; om haar tijdelijk en eenig welzijn te bevorderen ik hoop de goede God; zal mij verstandt en kragten geeven; om zonder bijzijn van een vader; doe dog altoos meer ontzag heeft als een moeder; haar jonge harten te vormen.
Wat de mademoizelle aangaat die zal Witsche ook geen dweepsugt leeren; en die geeft haar heel aardige boekjes die neffens het verstandt over een stemmenb; en zij breidt heel aardig cousen; zoo dat het wel gaan zal; en zij begindt zeidt de mademozel zeer aardig te spelden?; en de juffrouw verzoekt vrindelik; om haar complimendt; aan Uw te maken.
En mijn waarde; man gij schrift mijn; dat het kindt dat ik nog onder mijn hart draag; als dat een meisje was om het dan Grittie te noemen; maar zoo het een jongetje was dan Zijtse; ziet mijn engel ik had daar zoo over gedagt, dat als het een meisje was; het welk ik zeeker hoop en wens om het dan, op voorstel van UE ouder vader; het naa zijn moeder te noemen; dat een oude braave vrouw in haar tijdt was geweest; het welk ik gevoeldt heb; dat vader dat gaaren zou gezien hebben; als het hem gebuere maggen had; om dat te beleeven. Waar als het een jonge was; dan twifel ik daar niet aan of het zou mijn zuster Bakker zeer aangenaam zijn, om dat kindt naa haar overleedene man Hette te noemen; wat denkt mijn schadt daar van; zoo gij niet bezonder op Uwe broer gesteldt waar; dan kwam mij dat goed voor; dog mijn lief ik ben onverschillig in dat geval schrijf mij volkomen maar zoo als gij het liefst zout zijen en het zal mij het grootste plazier zijn.
Ik heb geschreven; dat gij mijn schadt in september om mij denke moest; maar neen het is in october; want het midden van janiwari; tot in october is neegen maanden niet waar mijn lief. Zijt dog niet ongerust omtrent mijn; dat ik gebrek zal liden of anderzins; ach mijn waarde ik zal wel geholpen worden als ik vraag; daarom mijn schadt naam uw reis maar gerust en wel gemoedt om de zaak aan; groet alle vrinden of ik ze noemde; B-- ook niet te vergeten; en zeg hun als het is dat gij op reis zijt en ik zoo veel niet heb te schriven dat ik dan ook eens schrive zal; en naa UW mijn lieve man in mijn gedagten gekust te hebben en Uw des hemels beste zeegeningen toegewenst te hebben zoo teken ik mij UE altoos liefhebbende vrouw P Barends
Thomas Gaal:
portret Uilke Barends 1802
Maak jouw eigen website met JouwWeb